Crocodile Trophy 1995 deel II.

Rit 10: Maandag 29 mei 1995, Burketown – Normanton, 160 km.

Het is vroeg in de ochtend,  5 uur,  opstaan. Eerst een transfer van 70 km met de bushcampers. Het inladen van de fietsen, bagage en het kampeergerief vergt steeds wel meer dan een uur, zodat het pas 10 uur  is voordat we van start gaan voor een 160 km lange rit tot Normanton. Het grootste gedeelte van deze route is  vlak met kilometers  grasland,  zo ver je kan zien, met hier en daar een struik  of een boom.  Vandaag zijn onze enige toeschouwers koeien en paarden. Zij genieten van alle rust in deze uitgestrekte vlakten.  Alles staat hier droog, het is  zeer warm met een  zachte wind op kop.  Dit zorgt voor een beetje afkoeling maar ik had natuurlijk liever de wind  in de rug gehad.  Deze periode van het jaar komt de wind meestal vanuit het oosten, de richting dewelke we alle dagen fietsen. Men mag stellen dat het een verschil maakt van 4 à 5 kilometer per uur.  We zouden dus elke dag een uurtje vroeger over de finish rijden en meer tijd hebben voor onze verzorging.

Vandaag zouden de meesten het kalm aan doen, althans dit beweerden zij.  Het startsein was echter  nog maar net gegeven of de renners schoten als pijlen naar voren  zoals bij een sprint.  Het tempo ging even boven de 40 km/uur en na goed twee uur fietsen hadden we meer dan 65 kilometer afgelegd.  Paul, die vandaag geen uitstekende dag had, pijnen aan zijn rug en zitvlak, en ik beslisten af te haken. We reden ons eigen tempo en bereikten de finish een uur na de eersten. Het enige wat tenslotte voor ons telt, de eindstreep halen te Cairns.  Desondanks moet ik bekennen dat  het me wel een kick geeft als ik met de besten een stuk kan meegaan.

Tijdens het avondeten wordt er nog luidruchtig over het verloop van de rit gepraat en vooral over het zogezegd rustig rijden van vandaag. Aan onze tafel zitten Steven, een cameraman uit Sydney, hij maakt de beeldopnamen en doet de interviews, en Brand,  hij draagt  zorg voor de bushcampers van Brits Australia, één van de hoofdsponsors van de Crocodile Trophy 1995.  We drinken samen een goede Australische wijn die ons een heerlijke nachtrust bezorgt.  Paul, met wie ik meestal mijn kamer deel, klaagt de dag nadien over mijn gesnurk.  Gelukkig  heeft hij oordopjes bij. Na een zware inspanning, droge lucht, alcoholische dranken, en daarbij op mijn rug slapend… ja, dan doe ik wel wat bomen uit.

Reeds 1493 kilometers in de benen met nog zes ritten te gaan.

Rit 11: Dinsdag 30 mei 1995, Normanton – Vanrook Station, 138 km.

Vandaag beslis ik om de betere renners zolang als mogelijk te volgen, maar niet zodanig dat wanneer ik moet afhaken, te lang in het rood, ik helemaal zou stilvallen.  Dus zal ik trachten nog met een beetje reserve te fietsen, volgen.  De eerste dertig kilometer worden op het asfalt gereden.  Dit was wel anders  aangekondigd,  maar we genieten ervan, het is goed meegenomen.   De kilometers op het asfalt zijn vlak maar wanneer we het grind opdraaien, wordt het heuvelachtiger met meer struiken en bomen en doorkruisen we droogstaande rivieren.  Na tien kilometer op het grind  gereden te hebben wordt er aangevallen door Marc, een Engelsman die gisteren reeds tweede was, en later vandaag  als eerste over de finish zal rijden. Wanneer het een beetje stilvalt vind ik de moed om naar voren te fietsen en direct te stoppen om een plasje te maken.  Op deze manier geef je de andere renners te kennen niet aan te vallen en traag te rijden.  Een geluk dat ik dit durfde, want  van zodra ik weer aanhaakte werd er aangevallen. Het tempo ging alsmaar hoger en het was moeilijk om aan te klampen.  Later zullen er  nog enkelen proberen weg te geraken maar tevergeefs, zij worden steeds teruggehaald zodat de groep samen blijft tot op veertig kilometer van het einde.  Eddy, Fred  voor de vrienden, grijpt zijn kans. Er wordt niet meteen gereageerd en Fred zal tot negen minuten kunnen uitlopen.  Daniel en ik gingen dadelijk op kop rijden, we bepaalde het tempo, niet te snel, niet te traag, zodat Fred verder kon uitlopen.  Met de besten rij ik over de finish, ik denk  dan al aan de rit van overmorgen, de langste rit, 222 kilometer en waarschijnlijk de zwaarste.  Voor mij is dit alles nieuw, ik weet niet hoe mijn lichaam dit allemaal zal verteren. Onderweg beginnen enkele kwaaltjes zich te laten voelen waardoor ik bijna niet meer op mijn zadel kan zitten.  Van mijn kniepijn, opgelopen tijdens de valpartij enkele dagen terug,  heb ik geen hinder meer.   Als 26ste kom ik over de meet, 16 minuten na Marc.  In de algemene rangschikking  blijf ik 24ste. Reeds 1631 kilometer gefietst.

Rit 12: Woensdag 31 mei 1995, Vanrook Station – Dunbar, 128 km.

Deze korte rit is zeer welgekomen want morgen is het de langste rit, 222 kilometer.  Het zal dan voor velen onder ons, de nog 33 in koers zijnde renners, een niet onbelangrijke dag worden. Heden wordt er vanaf de eerste meter koers gereden. Ik zit nog niet goed in het zadel of mijn snelheidsmeter geeft 42 kilometer per uur aan.  Bijna tachtig kilometer lang wordt er snel en zeer nerveus gereden.  Het is uitkijken, de weg is bezaaid met putten en stenen.  Op een bepaald ogenblik moet ik snelheid minderen wanneer mijn voorgangers vastlopen  in het mulle zand.  Ik word langs achter gegrepen door Fred die met een triatlon stuur fietst.  ( bijna zoals door de horens van een stier in een arena ). Voor mij loopt het goed af, maar Fred moet het bekopen met een val.  Ik wacht hem op.  Hij roept dat alles O.K. is.   Op dat ogenblik kan een groep renners zich uit  het peloton losmaken.  We groeperen ons met achten en zetten de achtervolging in.  Onderweg  halen we enkele renners in die  van de eerste groep  moesten afhaken.   We komen terug tot op één minuut veertig seconden, maar dan is er een valpartij met Paul en een Oostenrijker. Paul  springt meteen recht,  maar de Oostenrijker blijft  liggen.  Even lijkt  hij het bewustzijn kwijt te zijn.  Daniel en ik stoppen dadelijk, de anderen rijden door alsof zij niets gezien hebben.

Alles blijkt mee te vallen, de helm van de Oostenrijker is gebroken, deze heeft de val opgevangen.  Wanneer we samen vertrekken, zeg ik hem in mijn wiel te komen rijden, waarvoor hij mij achteraf bedankt.  De finish is niet zo ver meer, dat is althans wat we denken.  Twintig kilometer meer vandaag, psychologisch niet zo gezellig. Het is zelfs  zo dat we ons beginnen af te vragen of we geen wegwijzer  gemist  hebben. Eindelijk zien we in de verte de bushcampers staan.  Ondanks het wachten door de val behoud ik mijn vierentwintigste plaats in de rangschikking.  Vandaag reeds 1759 kilometer achter de rug.

‘s Avonds wanneer ik dit aan het schrijven ben, komt Danny De Bie, die vandaag tweede eindigde, me vragen of ik een groene trui wens. “ Graag “, antwoord ik en neem deze in dank aan.  Het is tevens een bewijs dat de sfeer onder de Belgen goed is.  We helpen elkaar daar waar het nodig is, hoewel ieder van ons zijn eigen race rijdt met een eigen doel voor ogen.

Rit 13: Donderdag 1 juni 1995, Dunbar – Wrothem Park, 222 km.

Om 4u30 wordt er gegeten,  want om 6u30 is de start van de langste rit van de Crocodile Trophy race over een afstand van 222 kilometer op grindweg.  Het is de eerste ochtend dat het wat frisser is.  Na goed 150 vlakke kilometers komen we aan de voorlopers van de bergen en zal de route heuvelachtig  worden.  We moeten de bergen over in drie dagen tot Cairns,ons einddoel. Cairns is gelegen aan de kust.

Vandaag zullen onze vrouwen, Nadine, echtgenote van Paul, Karine, mijn echtgenote  en  Hans, een collega van Paul, ons tegemoet rijden.

Na goed twintig kilometer gebeurt er een valpartij waarbij Annemie , een Zwitserse dame, betrokken is.  Zij heeft de vorige dagen veel afgezien en moet even herstellen van de val. Hierdoor zal zij de hele rit alleen afleggen.

Nog even een anekdote van gisteren.  Met vieren, Eric, een triatlon-atleet, twee Oostenrijkers, en ikzelf rijden we aan een stevig tempo. Op een bepaald ogenblik zie ik een slang uit de struiken op de weg kruipen. Ik roep luidop “SLANG”. Waarschijnlijk schrok de slang, ze draaide  180 graden juist voor mijn wiel,  zodat ik  er los over reed.  Met de schrik ben ik ervan afgekomen.  Ik ruk beide voeten tegelijk uit mijn klik pedalen om van de fiets te springen, mijn polarhorloge geeft een hartslag van 180 aan. Twee dagen terug sprak ik met een Australische dame die me waarschuwde; “Let op slangen! Zie dat je ze zeker niet overrijd. Zeer gevaarlijk, je kan hierbij over kop gaan, doordat ze zich rond de velg draaien en de kans dan groot is dat ze agressief worden, aanvallen en bijten”. Australië is gekend voor zijn giftige slangen!

Terug bij vandaag.  Er wordt beslist een stop voor drank in te lassen op 50 – 100 – 140 – 180 kilometer.  Tot 140 kilometer gaat het er rustig aan toe en blijft de groep samen. De tijd gaat vlug en de kilometers slinken, maar na 140 kilometer gaan de besten hun rit rijden en moet ik afhaken. Op ongeveer 50 kilometer van het einde zie ik in de verte onze vrouwtjes en Hans. Blij dat ik ben!  Er worden vlug wat woorden gewisseld en we krijgen wat appeltaart en coca cola aangereikt.  Karine heeft ook wat pure chocolade mee.  Lekker.  Fred, Eric en Michel, de andere Belgen, zijn ook gestopt.  De overige renners rijden natuurlijk door.  Na goed vijf minuutjes zetten ook wij onze koers voort en het lijkt wel of ik vleugeltjes heb gekregen.  Ik probeer ons allen  terug bij de groep te brengen die ons bij het stoppen heeft achtergelaten.  Nog geen 15 kilometer verder, juist als we het groepje in de verte zien rijden en waar de gravel in harde, zwarte grond verandert, en we een mooi tempo van ongeveer 33 kilometer per uur rijden, tuimel ik overkop.  Fred botst op me en valt op zijn beurt. Mijn heup doet pijn en ik moet naar lucht happen.  Door de regenval enkele weken geleden en het zware verkeer dat hier voorbijrijdt, ligt de weg er zeer slecht met gleuven van wel 20 à 30 centimeter diep.  Fred komt er met enkele schrammen vanaf.   Aan zijn fiets is door de val een rem gebroken. Fred is een zeer harde; in de eerste rit maakte hij een val waarbij hij zijn vinger tot op het bot kwetste. Hij stond op, reed door, zonder ook maar één oei of ai. Hij knikte dat het niks was, maar later moest het wel gehecht worden.  We blijven nog een kilometer samen en dan gaan Michel en Fred er sneller vandoor.  Eric blijft bij me en neemt de laatste 30 kilometer geheel voor zijn rekening.  Wanneer ik probeer hem toch even uit de wind te zetten, moet ik al vlug ondervinden dat het niet meer gaat. Hij vindt  het niet erg en samen rijden we naar de finish. Na 9 uur 36 minuten, 33 minuten na de winnaar Tanzen Brent, rijd ik als vierentwintigste over de streep. Al 1981 kilometer gefietst.

‘s Avonds krijgen we voor het eerst een goede uitgebreide maaltijd voorgeschoteld.  Onze vrouwen dadelijk;  “ Jullie maar klagen , het is hier toch  goed “.  Na het eten gaan de meesten direct naar bed.  We hebben meer dan negen uur gefietst op ruwe wegen met veel los zand en grote stroken met bubbels, dus kunnen we onze nachtrust goed gebruiken.  Als ik me ‘s nachts draai ,voelt mijn heup pijnlijk aan.

Rit 14: Vrijdag 2 juni 1995, Wrotham Park – Hurican Station, 102 km.

De eerste van de drie korte ritten die we nog moeten afleggen. Het is reeds negen uur als we van start gaan.  Vermits het een korte rit is en  het gisteren voor velen reeds donker was bij  hun aankomst,  beslist de organisator de start een uur te verlaten.  Iedereen is zeer tevreden dit te horen.  Als we vandaag de finish bereiken, zijn het nog twee dagen van honderd zeventig kilometer. Van in het begin van de etappe heb ik met pech af te rekenen.  Na tien kilometer word ik aangereden en val.  Het kost me moeite om de groep weer in  te halen, want bij elke helling is er een tempoversnelling.  Er zijn die dag wel meer dan honderd hellingen met percentages van 25 procent en meer.  Op het kleinste plateau voor en het grootste achter moet ik hier naar boven  rijden. De weg is zeer ruw met kloven en veel losliggende stenen van alle grootten en er dient soms afgestapt te worden.  Na 25 kilometer rijdt Fred , juist als ik hem wil passeren, in het mulle zand.  Hij valt opzij waardoor ik mee ten val kom. Weer ben ik genoodzaakt de achtervolging in te zetten.  Het kost me telkens een uiterste inspanning, maar toch kan ik nog aanklampen bij de eersten.  Juist op het moment dat ik probeer iets naar voren te geraken in de groep loopt mijn ketting vast.  Nu verlies ik ongeveer vijf minuten.  Ik probeer kalm  te blijven en beslis in eigen tempo te rijden.  In mijn  ritme passeer ik na verloop van tijd verscheidene renners die te lang bij de besten zijn blijven aanklampen.  Ook Paul ziet af,  maar blijkt een blessure te hebben opgelopen aan zijn linker bovenbeen. Dit is wellicht een korte rit voor een buitenstaander vergeleken met de andere etappes, maar het is één van de zwaarste achteraf bekeken.  Geen meter vlak, of het is klimmen of het is dalen. Op  de 102 kilometer wordt een tijdsverschil van drie uur genoteerd tussen de eerste en de laatste.  Ik had vooropgesteld om rond drie uur binnen te zijn. Niettegenstaande alle tegenslagen onderweg, goed voor een twintigtal minuten, bereik ik de finish één uur en vijftien minuten later dan de winnaar Mair Freddy.  Tijdens deze zware maar mooie rit was er een rivier oversteek met juist ervoor een spectaculaire afdaling,  te nemen met beide handen aan de remmen zonder loslaten.

Hans, Nadine en Karine moesten  een omweg van 350 kilometer maken om ter plekke te geraken.  Zij konden met hun 4X4 bushcamper onze route niet volgen. Dus voor ons geen heerlijke coca cola tijdens het fietsen vandaag.

Goed voor 2083 kilometer tot op heden.

Rit 15: Zaterdag 3 juni 1995, Huricain Station – Julatten / Mt Molloy, 91 km.

Het is  vandaag de voorlaatste etappe en de meesten zijn daar zeer blij om,  vooral omdat er ongeveer zestig kilometer asfalt inbegrepen is. De start is op grindweg in een nog zeer heuvelachtig  gebied met nijdige klimmingen; deze zijn wel kort, telkens ongeveer 100 à 200 meter, maar kruipen sterk in de benen. De benen voelen nog zwaar aan na gisteren. Na tweeduizend honderd kilometer gereden, geklommen, gelopen en gezwommen  te hebben, zijn de laatste 55 kilometer op asfalt voor iedereen een mooi geschenk. Vanaf de start  tot op het asfalt is het gedurende 35 kilometer een echte afvalrace.Tot tweemaal toe moet ik de beteren laten gaan, maar wanneer zij even snelheid minderen kan ik telkens terugkomen. Op wilskracht probeer ik aan te klampen tot het asfalt, want ik vermoed  dat we daar een sterke wind op kop krijgen. Ik zal dan in het wiel kunnen volgen daar het tempo er lager zal liggen. Zodra we op het asfalt draaien valt de groep stil, mijn prognose was juist. Vlug profiteer ik  ervan om wat energie bij te tanken en te drinken. In de eerste vijfendertig kilometer heb ik daar niet de tijd voor gehad. Ik moest veel te gespannen en intensief volgen. Een kleine tien kilometer verder wordt er aangevallen, maar de renners reageren dadelijk. Niemand wil nog een plaats in de rangschikking afstaan. Het gaat soms snel tot vijfenveertig kilometer per uur. Dan gebeurt er een klein ongevalletje. Onze doktor, Daniel, zit in het wiel van Rudi De Bie. Rudi moet uitwijken en Daniel reageert iets te laat waardoor hij overkop duikelt.  Het loopt goed af maar Daniel dient wel vijftien kilometer alleen tegen de wind in achter de groep te jagen. Ja, op het moment van de valpartij werd er snel gereden, maar gelukkig voor Daniel is er een stop  na vijfenzestig kilometer,  zodat hij ietwat kan herstellen. Terug op de fiets na de dorst gelest te hebben, wordt er vooraan goed samengewerkt zodat tot kilometer vijfentachtig iedereen  bijeen blijft.  Dan volgt de ene uitval na de andere. Het  is Galli, de Zwitser die reeds twee ritten op zijn naam schreef, die de beslissende aanval maakt. Op dat moment twijfel ik om mee te gaan. Ik reed vlak achter hem en dacht dat het nog twaalf kilometer was, maar de rit was vijf kilometer ingekort. Ik voelde al geen te beste benen meer en verkoos dus bij de groep te blijven.  Anders  had ik misschien moeten afhaken als ik hem zover volgde om dan voorbijgereden te worden door het peloton.  Het  was er zeer heuvelachtig en ik kon dus niet echt profiteren van in zijn wiel te rijden. Het had wel mooi geweest de voorlaatste etappe als tweede te kunnen eindigen. Er wordt zeer snel gereden op het einde, ik noteer tweeënzestig kilometer per uur. Enkele seconden na Galli, winnaar, vlieg  ik als zestiende in de eerste groep  over de eindmeet.  Onze vrouwtjes en Hans staan ons op te wachten;  zij hebben reeds een hotel gereserveerd zodat we vanavond niet in een tent of bushcamper hoeven te slapen.  ‘s Avonds is het eten op het kamp weer zoals meestal : zonder stoel, vuil bord, weinig licht. Paul, enkele andere Belgen en ik verkiezen in het restaurant van het hotel te gaan eten.  We genieten een goede nachtrust maar denken wel al aan morgen, de laatste bergrit tot Cairns.  Reeds 2174 km.

Rit 16: Zondag 4 juli, Mt Molloy –  Palm Cove, 93 km.

Ik moet eigenlijk beginnen met te schrijven dat naargelang de race vordert , ik beter begin te fietsen, dus langer bij de besten kan blijven. Natuurlijk heb ik het enkele  dagen rustig aan gedaan en zij niet. Gisteren werd er beslist om vandaag traag te rijden  en Annemarie als eerste over de finish te laten gaan. Ik hoop voor deze dame van zesenveertig jaar, voor wie ik veel waardering  koester, dat het waar mag zijn.  Trouwens, niet alleen ik maar het hele peloton  leeft met haar mee . Zij krijgt dagelijks een groot applaus wanneer zij over de finish rijdt. De start is nog maar net gegeven of men gaat er snel tegenaan. Enkele renners gaan naar voren om te informeren  hoe het zit  met de belofte van gisteren. Er wordt dan wat snelheid teruggenomen maar Annemarie  kan onmogelijk volgen. Veel renners, waaronder ikzelf, waren hierdoor ontgoocheld. Nadat we ongeveer twintig kilometer hebben afgelegd over een  zeer golvende streek, komen we terecht in het regenwoud ( RAIN FOREST ).  Het is er zeer vochtig en het regent een beetje. Gelukkig wordt er hier niet echt gekoerst, het is opletten voor valpartijen. Geregeld moet ik bijsturen om recht te blijven wanneer ik mijn achterwiel voel wegglijden.  Voor mij valt één van de twee tweelingbroers, Patricio,  Hannes. Gelukkig kan ik nog ontwijken, maar voor de anderen achter mij is het voet op de grond en stoppen. Dit blijft zo nog even voortduren en  iedereen neemt  tijd  om te dalen en te klimmen. Onze fietsen lijden geweldig en bij elke verandering van versnelling kraken de kettingen. We zitten helemaal onder het slijk. Na  zowat zestig kilometer begint de meest spectaculaire afdaling.  De groep valt volledig uit elkaar. Gelukkig zit ik vooraan in het peloton als we de afdaling instormen. Enkele renners kunnen me voorbijsteken wanneer ik op een zeer steile plaats overkop duikel.  Niets aan de hand maar wel een beetje de schrik erin.  De remmen laat ik bijna niet meer los. We moeten ettelijke malen van de fiets om over bomen en rivieren te geraken.  Dit is echt een prachtige etappe, afwisselend, mooie natuur, lekker vochtig fris. Het geluid van de vogels en andere dieren , gepaard met de tropische plantengroei,  maakt van deze rit de mooiste van de hele race.  Alhoewel,… nadat we het regenwoud verlaten is de bewegwijzering zeer gebrekkig. Tot tweemaal toe moet ik terugdraaien , daar ik twijfel of ik in de goede richting rijd. Meerdere renners komen hierdoor  samen en er wordt op iedereen gewacht. Of toch bijna. Voor twee jongens die zich niet aan de afspraak konden houden, was het een gemakkelijke zege, maar na afloop wordt deze rit geneutraliseerd. Sommige renners komen laat en teleurgesteld over de finish, zelfs uit de andere richting. Voor hen was het een echte zoektocht. Ongeveer vijfhonderd meter voor de finish moesten we het strand op.   Niets dan mul zand, dus geen verharde zandstroken langs de branding van de zee. Heel wat renners geraakten vast  in het losse zand en vielen.  Afwisselend lopend en fietsend, bleef ik goed op dreef en kon ik bij de eersten eindigen.

Eigenlijk niet zo belangrijk, maar het geeft wel een kick die laatste meters na een race van tweeduizend vierhonderd kilometer door de BUSH van AUSTRALIË.  Eindrangschikking, 24 ste plaats op bijna  negen uur van winnaar Maier Harald.

Na de rit zijn er verschillende woordenwisselingen tot zelfs een kleine rel tussen Danny De Bie en de zogezegde rit winnaar.  Een klein letsel aan de wenkbrouw bij de Oostenrijker, maar gelukkig bedaart alles en trekt iedereen na zijn verhaal van de rit te hebben gedaan ,naar het hotel.  Karine heeft de nacht voordien al in het hotel geslapen en de meeste bagage uit de bushcamper meegenomen.  Met andere woorden, mijn kamer is al in orde gebracht zodat ik niet hoef te wachten aan de check-in van het hotel.  Na een uitgebreide douche reinig ik mijn fiets en plaats deze in een speciale fietskist voor transport.  De eerste dagen, misschien wel weken zal deze op stal blijven, behalve mogelijk voor deelname aan de Ronde van Vlaanderen voor cyclo-sportieven.  ‘s Avonds krijgen we na het eten de uitslag alsook een diploma uitgereikt voor deelname aan de Crocodile Throphy 95.  Na de nodige Au-stralische Champagne trekken we ons terug voor een welverdiende nachtrust.

Maandag 5 juni 1995.

Na een stevig ontbijt verlaten we het hotel om een bezoek te brengen aan het World Wild Park.  Bij de ingang krijgen we een ontvangstbewijs.  Op het ticket staan de uurregelingen vermeld voor het bijwonen van het voeren van de dieren. We lopen zo achtereen volgens langs de slangen, krokodillen, kangoeroes, koalas en kaketoes. Van deze laatste volgen we een show waarbij men deze vogels allerlei kunstjes laat uitvoeren.  Zij kunnen best fietsen, basketten en voetballen, maar liefst van al halen ze grappen uit.   Na de show bekijken we deze vogels van dichtbij en laat ik er één langs mijn arm omhoog kruipen.   Daarna volgen we een muzikale Aboriginal show. Twee Aboriginals met didgeridoo brengen ons een beetje in het verleden, de sfeer van oude stammen. Vervolgens brengen we een bezoek aan Cairns om wat inkopen te kunnen doen voor familie en vrienden. We maken  niet alle dagen een trip naar Australie.  ‘s Avonds eten we samen met een medewerker van Paul.

Aan tafel wordt de Crocodile Trophy uitbundig besproken.

’s Anderdaags vertrekken we  terug naar huis, via Brisbana, Singapore en Amsterdam.

Artikel Gazet van Antwerpen juni 1995.